Kunstkritieken na zijn leven
Hugo Collumbian in Gendtsche Tijdinghen, 1979
Er wordt bijna nog dagelijks geschreven over overleden Vlaamse kunstenaars en wanneer men dat allemaal leest, dan krijgt men toch de indruk dat Leon Sarteel een man is die sterk onderschat wordt. Anderen, veel minder begaafd dan hij, zijn nu nog beter bekend. Sarteel was misschien te nederig, misschien een te begaafd artiest om veel lucht te verplaatsen en om zichzelf te verkopen. Wat er ook van zij, voor mensen met een beetje kunstgevoel zal hij één van onze grootste beeldhouwers blijven.

 

Rik Clément in Het Volk, 5 september 1979

Leon Sarteel, een bescheiden in zichzelf gekeerd man, kon niet anders dan een ingekeerde kunst voortbrengen, zonder uitslaande gebaren, zonder geweld; er hangt over zijn beelden een wijding, een ernst, een rust en een schoonheid die niemand kan onverschillig laten.

 

Adriaan Magerman in Gazet van Antwerpen, 6 september 1979

De dichter Raymond Herreman schreef in 1925 dat men bij het zien van dit werk niet meer denkt aan modern en klassiek, niet aan akademische of Vlaamse kunst. Men denkt aan niets meer dat beperkt. Men denkt er zelf niet bij aan kunst, zoals iemand die verliefd is niet aan liefde denkt. Bij deze beelden van Sarteel, denkt men eenvoudig niet meer, juist omdat zij zingen, en men in hun zang wordt opgenomen. 

 

Nicole Verschoore in De Nieuwe Gazet, 10 augustus 1982

Van meetaf aan hebben Gentse kunstkenners George Minne en Leon Sarteel vergeleken. Zo wees Achilles Cavens al zeer vroeg op de tegenstelling tussen Minne, heel en al mystiek en durf in de vormentaal, en Sarteel, die de eenvoud van gezinsgeluk (moeder en kind) en van het werk (de redenaar, de man) bezong in steen, hout, brons, gips, terracotta, marmer en graniet.

Steeds deed Leon Sarteel dit in de meest klassieke, beheerste en toch teder-expressieve stijl. Zijn ontroering blijft buiten het bereik van de hartstocht. Integendeel: ze is idealistisch en teder. Een gevoel van wijding is overal onmiskenbaar.

 

Jos Murez in De Strekkrant, 19 oktober 1982

Aanvankelijk beoefende hij het vertellende genre, met een voorkeur voor het geïdealizeerde, dramatisch van inslag. In zijn verdere evolutie bezon hij zich meer op de innerlijke bewogenheid tussen vorm en expressie, tussen statische en dynamische volumes. Zijn plastieken werden serener, soberder, ingetogener, een innerlijk bezielde vormentaal, waarin een diepe, emotionele kracht inherent aanwezig is.

 

Paul Huys in zijn toespraak gehouden bij de opening van de retrospectieve tentoonstelling op 16 oktober 1982 in het Kasteel Borluut te Sint-Denijs-Westrem.

Dit is Sarteel: het werk vergt geen veelvuldige of zwaarwichtige uitleg of geen verbale hoogstandjes. Het bezit een duidelijke leesbaarheid en het verraadt, ongekompliceerd, de maker ervan. Hoe Sarteel als mens was, hoe hij moet geweest zijn, kan men zo uit de beelden aflezen: een gevoelig, sensibel, intens levend mens, die zich geeft zoals hij is...

Ik wil graag ook iemand anders woorden in bruikleen nemen - woorden van Maurice Gilliams: " Alle ware kunst is een bijdrage tot de menselijke solidariteit, of zij van het verklaarbare of van het niet meer verlaarbare is vervuld; of zij, uit het hart van velen opgeweld, naar het hart van velen wederkeert; of zij, door de eenzame in brandende loutering verworven, door een even eenzame in brandende loutering ontvangen wordt.

De ware kunstenaar is een individu dat zich, vaak op verborgen wijze, door de gestadige beoefening van zijn kunst, inspant om een zuiver mens te worden. Voor datgene wat we globaal uitgedrukt de samenleving heten, wordt de grootheid, de waarde van de kunstenaar geschat naar het gehalte van wat zijn werk een strevende mensdom realiseert, al wordt die realisatie slechts door één op duizend stervelingen begrepen." (Kunst der fuga - Dagboekbladen en essays 1941 -1975).

Strevende mensdom: het kon eventueel het ontwerp of de titel zijn van één van Sarteels beelden.

Als dat inderdaad het gehalte bepaalt van zijn waarde als mens en als kunstenaar, dan heeft Sarteel zeker niet tevergeefs geleefd: niet tevergeefs voor zichzelf en de zijnen, niet tevergeefs voor zijn Schepper, niet tevergeefs voor die "éne op duizend stervelingen", waar Guilliams van spreekt als van de uitverkorenen, voor wie ook Sarteels werk een teken en een boodschap blijft. 

 

Marcel Duchateau in zijn inleiding van de catalogus bij de voornoemde retrospektieve tentoonstelling Leon Sarteel

Van een romantisch getint realisme heeft zijn kunst zich stap voor stap ontwikkeld tot een verinnerlijkt, intimitisch - men is geniegd om te schrijven "animistisch" - symbolisme...

Zo zijn en blijven de beelden van Leon Sarteel de getuigen van een tijd waarin de mens nog niet hopeloos overhoop lag met zichzelf en met de wereld waarin hij leeft; een tijd waarin de kunst tot doel had "schone" dingen te maken die, om het te zeggen met de woorden van de Engelse dichter Keats "een onuitputtelijke bron zijn van vreugde voor de mensen van allen tijden."

 

Rik Clément in Het Volk, 8 oktober 1982

Leon Sarteel behoort tot een interessante generatie Gentse beeldhouwers (Domien Ingels, Geo Verbanck, Emiel Poetou...) die zoals de zowat 15 jaar oudere Minne (die zich als eerste ontworstelde aan het Meunierisme) naar een vereenvoudigde stijl zochten waarin het anecdotische werd geweerd, naar meer vergeestelijking werd gestreefd, overbodige details werden achterwege gelaten, om tot een gesloten vorm en een preciezere oppervlaktebehandeling te komen. Wellicht was Sarteel in die generatie na Minne (wiens voornaamste werken voor 1900 ontstonden) de meest gevoelige en, met Ingels, de meest stielvaardige.

 

Rudy Van Elslande in Gazet van Gent, 3 november 1982

Zijn werk wordt gekenmerkt door een eenvoudige en zuivere lijn. De sobere vormgeving van Minne geeft hij een voller uitzicht, die de blokkige vormentaal van de expressionisten voor de ogen roept.